zaterdag 9 november 2013

De boot en de reis

De eerste drie dagen van onze reis, vanaf 17 november, zitten we in Buenos Aires met het grootste deel van het reisgezelschap; dit is de pretour. We gaan deels met georganiseerde tours, maar kunnen ook op eigen gelegenheid de stad verkennen.

Op woensdagochtend 20 november vertrekken we met een chartervlucht naar Ushuaia op Vuurland, Zuid-Argentinië. We schepen daar in op het schip, L'Austral, een Frans cruiseschip. D. en ik hebben samen een hut.
Een deel van het gezelschap van de NRC-reis sluit in Ushuaia aan.
Herman Wijffels en Ramsey Nasr zullen speciaal voor de deelnemer aan de NRC-reis lezingen geven.

Herman Wijffels was onder meer voorzitter van de hoofddirectie van de Rabobank, voorzitter van de SER. Momenteel spant hij zich in op duurzaamheid; hij is co-voorzitter van Worldconnectors, een Nederlandse denktank die zich inzet voor een duurzame, vreedzame en rechtvaardige wereld.
Ter voorbereiding op de reis hebben we een leeslijst ontvangen.
Vanuit het interessegebied van Herman Wijffels stonden daar onder meer boeken op van Frank Visser (IMMovator) over Ken Wilber over wetenschap en spiritualiteit in een intregraal concept en Paul Gilding: "The great disruption" over duurzaamheid en de klimaatcrisis in relatie tot ons economische systeem.
Genoeg te lezen, eerst.

Ramsey Nasr, acteur, schrijver, dichter des vaderlands tot begin 2013, columnist. Van hem verhalen over de poolreizigers en andere vertellingen.

Naast Ramsey Nasr en Herman Wijffels zullen andere specialisten lezingen verzorgen voor alle passagiers op het schip, over geologie, geschiedenis, en het dierenleven op Antarctica.

We reizen met L'Austral, een cruiseschip onder Franse vlag; met Franse kok, ook, dus niet verkeerd. Er is op het schip ruimte voor ruim 200 passagiers, een flink aantal meer dan de 25 deelnemers aan de NRC-reis.

De reis op L'Austral duur tot 30 november. We ontschepen en vliegen terug naar Buenos Aires.
Op zondag 1 december hebben we nog een dag vrij te besteden in Buenos Aires.
's Avonds terug naar Amsterdam. Daar komen we aan op 2 december om ongeveer 16.00 uur.

vrijdag 8 november 2013

Laagjes en laagjes

Vandaag twee paar skisokken gekocht bij Mantje op Texel. De laatste aanschaf. Wel stoer om in zo'n winkel aan zo'n expeditiejongen te vertellen dat je over 10 dagen op de Zuidpool zit. Antarctica staat ook op zijn verlanglijstje. Werd meteen enthousiast, heeft me goed geholpen. Je hoeft ook niet uit te leggen dat je geen sokken met katoen er in wilt, dat weten ze. Katoen absorbeert je zweet waardoor je als je even zweet erg koud kunt worden door je vochtige kleding. Merinosokken gekocht met een klein aandeel kunststof voor de elasiciteit.

Er gaan uiteindelijk veel kleren mee,  je kleedt je in laagjes.

Wol/zijden lang ondergoed, dunne wollen ondersokken  en zijden onderhandschoenen en een buff van dunne merinowol voor om je hals. Dat is de onderlaag die je warm en droog moet houden. Het kunststof thermo-ondergoed neem ik mee als reserve.

Daarna een of meer tussenlagen. De nieuwe wollen skisokken, een lange fitnessbroek en verschillende dunnere truien: een dun wollen vest van Icebreaker en een dunne fleece van Odlo. Ik kan ze niet over elkaar heen dragen, dan zit het te strak om mijn onderarmen. Later maar kijken wat het beste gaat.

Over de tussenlaag heen het grovere werk:
expeditielaarzen die we huren op het schip, een skibroek, een dikker fleecevest of een windstopper (kan niet allebei, want dan kan ik mijn armen niet meer bewegen) en daaroverheen een skijack.
Tot slot winddichte handschoenen of heel warme wanten. De handschoenen zijn waterafstotend en belangrijk om je goed vast te kunnen houden bij het in- en uit de Zodiaks klimmen vanaf het schip, dat gaat via een ladder.
Als het echt koud is zijn de wanten weer beter. De wanten hebben een klein ritsje tussen de duim en de wijsvinger. Die kun je gebruiken als je wilt fotograferen. Nadeel: voor het eerste ritsje moet iemand anders zijn handschoenen uittrekken. ;-(
Voor de Zodiaklandingen krijgen we een enorme rode waterdichte parka te leen en een zwemvest. Dan kan het skijack achterwege blijven.

Verder een sterke zonnebril, die mijn ogen ook van opzij afschermt, een pet met flappen over mijn oren, dat is nodig bij sterke zon, een gewone fleecemuts met oorflappen en een winddichte muts met oorflappen. Daaroverheen als het nodig is de capuchon van het skijack of van de parka. En sterke zonnebrand en lippenbalsum.

Passen en uitproberen kan nu alleen heel kort achter elkaar, anders kun je al zwetend je hele outfit meteen in de was gooien. Hoe ik het precies ga doen zien we na de 20e november. Dan zullen we wel merken wat de beste combinaties zijn.

Op het schip zelf moeten we al onze kleren stofzuigen voordat we aan land gaan op Antarctica. Dit is om te voorkomen dat we onbedoeld zaden van uitheemse planten meenemen, die daar het natuurlijk evenwicht zouden kunnen verstoren. Hilarisch karwei, verwacht ik eigenlijk.

Het tenue voor het captains' dinner, heb ik bij elkaar gesprokkeld. Het dreigde het grootste item van de hele voorbereiding te worden, maar het is gelukkig rond. Geassembleerd uit setjes voor de verschillende bibliotheek2daagses van de afgelopen jaren en een paar nieuw panty's. (+reserveset).
Als het zover is, komt er een foto!



dinsdag 5 november 2013

De grote poolreizigers 1: Amundsen: Aan de Zuidpool

Roald Amundsen was een Noorse poolreiziger, die het hele arctische en nu ook het antarctische gebied wilde verkennen. Hij was de eerste die via de noordwestelijke doorvaart van Noorwegen naar het westen van Canada was gevaren. Ook had hij ambities voor de noordoostelijke doorvaart, boven Finland en Rusland.


In "Aan de Zuidpool" beschrijft hij zijn tocht naar het zuidelijkste puntje van de aarde.

Amundsen, systematisch en analytisch; de wetenschapper onder de poolreizigers.
Hij was van plan met het schip Fram met het ijs mee van uit de Beringstraat naar de Noordpool te drijven. Dat kan, omdat de Noordpool een drijvende ijskap is. De Zuidpool niet, Jules Verne had maar gedeeltelijk gelijk.
Begin 1910 werd bekend dat zowel Cook als Peary de Noordpool had bereikt. Wat bij nader inzien niet zo was, maar dat is weer een ander verhaal. Reden voor Amundsen om te beslissen dat de Zuidpool voor hem was.

Hij neemt een  half jaar de tijd voor de voorbereidingen vertrekt in augustus 1910 met de Fram.
Er gaan 97 halfwilde eskimohonden mee, die tot dan toe waren gehuisvest op een onbewoond eiland bij Stockholm. Het succes van de expeditie hing in feite af van deze honden; uitgebreid beschrijft hij hoe er voor ze wordt gezorgd, zodat ze gezond en fit en zo mogelijk ook handelbaar zullen aankomen op Antarctica.



Onderweg in de buurt van Madeira informeert hij zijn bemanning dat hij niet naar het noorden gaat maar naar de Zuidpool. Dit wordt, zoals hij het beschrijft, "goed ontvangen".

Begin 1911, 2 januari kruisen ze de Poolcirkel.
Half januari bereiken ze de Rosszee en starten ze met de bouw van hun winterverblijf.
De materialen worden uit de Fram gehaald met sleden. De honden willen slecht meewerken, vechten, en hebben weinig uithoudingsvermogen en gevoelige poten, na maanden stilliggen, maar ze worden al werkend getraind voor hun uiteindelijke taak.


Amundsen laat niets aan het toeval over: alle onderdelen van het prefabhuis, dat ze hebben meegenomen uit Noorwegen zijn genummerd en een van de timmerlui heeft het huis daar ook al eens in elkaar gezet op de werf. De fundamenten 1.20 m in het ijs, de deuren op het westen in verband met de oostendwinden.
De eerste keizerspinguïn, die komt kijken wordt even bewonderd maar verdwijnt dan toch in de pan.
Uiteindelijk bestaat het kampement uit veertien tenten en het huis, Framheim.


Scott, Amundsens rivaal, komt die zomer nog op bezoek. In het verslag spreekt Amundsen van een allervriendelijkste ontmoeting.
De Fram met een deel van de mannen vertrekt tegen het invallen van de winter in februari naar Buenos Aires en de overgebleven groep begint met het aanleggen van voedseldepots op de geplande route. De routes worden gemarkeerd met bevroren kabeljauwen, ook weer handig als hondenvoer op de terugweg.



Blikken met Noors pemmikan voor de honden, een mengsel van gedroogd mager vlees en vet,  worden opengemaakt en de pemmikan gaat in blokken mee op de sleden. Het inblikken was alleen nodig voor de warme delen van de reis. Op Antarctica is alle gewoon bevroren en kan het los worden bewaard. Op de Rosszee wordt gejaagd op zeehonden als voedselvoorraad voor de winter en voor de depots. Het bevroren voedsel kan eenvoudig worden achtergelaten: verder uit de kust zijn er geen rovers op Antarctica. ("Weet je hoe een ijsbeer een pinguïn vangt……niet dus…" (van Mirjam))

Ook bij de tochten naar en van de depots wordt nog steeds gekeken naar de verbetering van de materialen en de kleding. Met de honden gaat het steeds beter, ook door de ervaring en de harde hand, aan de beschrijvingen te zien, van de mannen.
De depots worden gemarkeerd met een rij genummerde palen met zwarte vlaggen aan weerszijden met 900 meter tussenruimte, zodat uiteindelijk elk depot over 18 km breedte gevonden kon worden.



Op de terugweg van het laatste depot, in maart, is het 40 graden onder nul. Tijdens deze laatste voorbereidende tocht verliezen ze honden en sleden door de kou, maar vooral door gletsjerspleten, diepe scheuren in het poolijs, die vaak met sneeuw zijn overdekt, waardoor verraderlijke sneeuwbruggen ontstaan..

De tenten in het basiskamp worden verbeterd, zodat ze minder wind vangen en er worden veel zeehonden geslacht om een wintervoorraad aan te leggen.
De honden krijgen goed te eten om ze een goede conditie te geven voor de tocht in het voorjaar.


De winter valt in.
De vijf wintermaanden, van maart tot juli, blijft het constant 50 graden onder 0.
Streven was dat half augustus alles klaar zou zijn voor de tocht: sleden, tenten. Kleding werd uitgebreid uitgeprobeerd en aangepast tot het goed zat en winddicht en isolerend was. Zwepen, laarzen, lichtgewicht kisten, slaapzakken, brillen, hondentuig, met alles wat meegaat wordt geëxperimenteerd tot het in orde is, het hele proces in detail beschreven door Amundsen. 







Logboeken voor dagelijkse waarnemingen gaan mee. Sneeuwschoenen had Amundsen meegenomen op basis van wat hij had gehoord van andere poolreizigers.



Begin september, in het vroege voorjaar gaan ze op pad, maar moeten de reis na een week staken, omdat het toch nog te koud is, tot min 60.

Bij de afbeelding: het grote wiel is de afstandsmeter

Uiteindelijk vertrekken ze half oktober, anderhalve maand later, met 5 man, 4 sleden met elk 13 honden.
Problemen ondervinden ze vooral van grote gebieden met gletsjerspleten, zeker als ze af en toe wat uit koers raken.



Onderweg worden sneeuwheuvels met zwarte vlaggen gemaakt om de route te markeren voor de terugreis. Begin november, na 6 weken, bereiken ze het laatste depot. Vanaf dit punt moeten ze alles meenemen, wat ze onderweg nodig hebben.

Ze trekken met een tempo van 37 km per dag met elke vierde dag als rustdag.
Wat zwakkere honden worden onderweg afgemaakt. Een aantal honden loopt weg, “deserteurs” in de woorden van Amundsen. Onderweg worden nieuwe kleine depots aangelegd voor de latere terugweg met levensmiddelen en voedsel voor de honden. Scheelt in gewicht.



Half november komen ze in heuvelachtig terrein, golvend ijs, waarover ze verder trekken. Vanaf dat punt wordt de reis naar de pool heen en terug op 60 dagen geschat. De hoeveelheid voedsel, dat meegaat, wordt aangepast aan deze inschatting.
Met de honden wordt vooral economisch omgesprongen. Er gaan 42 honden mee om de hoogteverschillen te overbruggen. Op het hoogste punt worden er 24 gedood en gaan ze met 18 verder. Daarvan dienen er later zes als voer voor de andere honden. Twee sleden met 12 honden zijn voldoende voor de terugtocht.
Ze trekken door bergachtig terrein, met toppen tot 4500 m: de Alpen, maar dan volledig met ijs bedekt. Gletsjerspleten en zwakke ijsbruggen vormen de grootste gevaren.

Op 7 december komen ze voorbij de 88.23  zuiderbreedte die Ernest Shackleton twee jaar daarvoor had bereikt; het punt waarvan hij voortijdig moest terugkeren.

Op 14 december 1911 bereiken ze de Zuidpool; om discussies te voorkomen over of ze er wel of niet zijn geweest, maken ze een tocht van 18 km rond dit punt.



Ze laten een klein zijden tentje, Polheim, achter met een vlaggenstok, een brief aan de koning van Noorwegen en een brief voor Scott, die inderdaad, zo zal later ook blijken, de eerstvolgende bezoeker was aan de mathematische zuidpool.



Na Kerst, op 28 december, passeerden ze de bergketen en werd de daling ingezet, het eerste moment dat ze zeker wisten, dat ze het zouden redden.
Op de terugweg trekken ze van depot naar depot. De eerder gedode honden worden opgevoerd aan de sledehonden.
In de depots laten ze achter wat ze voor de verdere reis kunnen missen, voor wie het maar vindt, zeg maar,  en op 25 januari 1912 zijn ze terug op Framheim.



Op 4 maart komen ze aan in Tasmanië, om daar te horen dat geen van de andere expedities de Zuidpool heeft bereikt.