Posts tonen met het label Wilson. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Wilson. Alle posts tonen

donderdag 14 november 2013

De grote poolreizigers 2: Robert Falcon Scott

Lezen over Robert Falcon Scott kan weken in beslag nemen, gezien al het materiaal, dat over hem en zijn reizen beschikbaar is gekomen. Ik heb gebruik gemaakt van de Wikipediapagina en van het reisverslag "South with Scott"van Edward Evans, die en groot deel van de laatste tocht mee heeft gemaakt. De afbeeldingen komen uit "Ontdekkers van het eeuwige ijs, vijf eeuwen poolreizen en reisjournalen" van Farid Abdelouhab, Zutphen, 2007.
Robert Falcon Scott (1868) was zoon van een brouwer en magistraat en maakte carriere in de Royal Navy. Als manier om hogerop te komen meldde hij zich in 1901 aan voor de National Antarctic Expidition, waar het hem met hulp lukte om de volledige leiding te krijgen.

De Discovery-expeditie was een expeditie met wetenschappers, allen met weinig ervaring met poolgebieden, ski’s en sledehonden. Een aantal gebieden in de buurt van de Rosszee werden verkend. Er werd overwinterd in het ijs. Nadruk lag op het wetenschappelijke werk. In de zomer vertrok een driemanschap bestaande uit Scott, Shackleton en Wilson naar het zuiden. Met veel moeite lukte het ze om allen terug te keren van de tocht. De Discovery bleef ingevroren. Een deel van de expeditiegroep vertrok, waaronder Shackleton, op verzoek van Scott. Scott vertrok voor een tweede keer naar het zuiden en bereikte het Antarctisch Plateau. Pas aan het einde van de zomer, begin 1904, brak het ijs en kon het schip terugkeren.
In Engeland kreeg Scott een geweldig onthaal en werd gepromoveerd tot kapitein. Hij begaf zich meer en meer in hogere kringen, kende tal van wetenschappers en bestuurders trouwde met kunstenares Kathleen Bruce, die onder meer Rodin en Picasso kende. Ze kregen een zoon. Scott was vanaf 1906 bezig met de voorbereiding van een expeditie, met als doel de Zuidpool te bereiken.
Shackleton, die hij eerder tegen zijn zin naar huis had gestuurd tijdens zijn vorige reis, kondigde aan in 1907 te  vertrekken naar Antarctica. Shackleton bereikte in 1908 op twee graden na de Zuidpool.
In 1910 vertrok Scotts tweede expeditie. De voorbereiding was met horten en stoten verlopen. Het duurde erg lang eer er voldoende middelen bijeengebracht waren. Het liep tegen de Eerste Wereldoorlog. Aan de andere kant waren de voorbereidingen zorgvuldig. Expeditieleden kochten in Mongolië de beste beschikbare pony’s en elders de beste sledehonden. Er gingen ook drie gemechaniseerde sleden mee, met rupsbanden, eigenlijk een soort kleine tanks.
Het grootste deel van de bemanning bestond uit wetenschappers, die van plan waren alle mogelijke onderzoek te gaan doen op de pool: zoölogen, biologen, geologen, meteorologen, sterrenkundigen en een arts. Wilson was naast zoöloog en arts ook kunstschilder; hij was benoemd tot leider van de wetenschappelijke expeditie.



Wilson
Verder was een fotograaf aan boord, Ponting, die gezorgd heeft voor prachtig materiaal vanaf de pool, hij krijgt een eigen blog. Met elk uiteraard als doel om zoveel mogelijk gegevens te gaan verzamelen in dit onbekende gebied.
Het schip, de Terra Nova, had zeker niet de voorkeur van Scott, maar door het late tijdstip waarop er geld beschikbaar kwam, was er geen andere keuze.
Tijdens de heenreis ontving hij bij een telegram van Amundsen waarin stond dat ook hij op weg was naar Antarctica; door Scott nog niet uitgelegd als een concurrerende expeditie. Amundsen had altijd aangegeven naar de Noordpool te willen, maar had in het geheim een reis naar het zuiden voorbereid.
Het schip was erg zwaar beladen, voor de tocht zelf, maar vooral door alle extra materialen die mee moesten voor het wetenschappelijk onderzoek. Voor de pony’s was op de pool zeker geen voer, alles moest mee worden gebracht, net als brandstof voor de sleden. Er gingen in de aanloop naar het vertrek kostbare dagen verloren aan reparaties aan het schip.
Pompen tijdens de zeereis
Tijdens de oversteek bleek het schip lek en moest er veel worden gepompt, de overtocht was niet zonder gevaar. De honden en de pony’s in hun nauwe boxjes op het bovendek hebben erg geleden onder het zware weer door grote schommelingen en overspoelende golven.





Scott kon bij de Rosszee niet aanleggen op de plaats van zijn voorkeur, maar moest vanwege de hoge ijskliffen uitwijken naar een noordelijker plek. Zijn tocht zou er langer door worden, en zeker langer dan de tocht van Amundsen, die een veel gunstiger uitgangspositie had.
Bij het ontschepen ontstonden al direct problemen door het onbetrouwbare zee-ijs op deze noordelijke, warmere plek. Er waren geen sloepen aan boord om de overtocht te maken. Al bij het lossen van het schip ging het mis, toen een van de drie motorvoertuigen waarvan Scott veel verwachtte door het ijs zakte en verloren ging.
Voor het begin van de winter werden depottochten gemaakt ter voorbereiding van de eigenlijke tocht in de daaropvolgende zomer. Bedoeling was tot op 80° zuiderbreedte te geraken. De voorraden werden met sleden met de pony’s aangelegd. Al snel bleek dat deze niet geschikt waren voor de zware tochten. Het laatste depot werd 56 kilometer minder ver dan gepland aangelegd, achteraf een dramatische beslissing.


Tijdens de tochten naar de depots stapelden de problemen zich op. De beide motorsleden haperden en vorderden maar langzaam. De pony’s bleken niet bestand tegen de omstandigheden. Ze hadden de zeereis ternauwernood overleefd door het slechte weer, de omstandigheden waren zwaar, maar ook het probleem van het voer speelde een rol. Op de pool is geen voer voor planteneters, dus dat moest allemaal meegenomen worden, ook op de depottochten. Voor herbivoren, als paarden gaat dat al snel om grote hoeveelheden, in tegenstelling tot honden, die per dier en reiskilometer veel minder voer nodig hebben. Voor de motorsleden speelde hetzelfde probleem, maar dan rond brandstof en reserveonderdelen. Uiteindelijk bleken de hondensleden en mannen op ski’s  het snelst. Honden kunnen worden gevoerd met wat op de pool aanwezig is: zeehondenvlees en pinguïnvlees en hebben er veel minder van nodig.
Bijkomend probleem was, dat het erg aanleggen van de depots werd bemoeilijkt door al die verschillende snelheden.
Op de terugweg vanaf het laatste depot gingen er opnieuw pony’s verloren; van uitputting en drie omdat ze op drijvend zee-ijs terecht waren gekomen. Van de in totaal zeventien dieren was bijna de helft verloren nog voor de eigenlijke tocht begonnen was.
Bij terugkomst in het basiskamp kreeg Scott van Campbell te horen, die met de Terra Nova vertrokken was om het noorden te exploreren, dat hij onderweg Roald Amundsen had ontmoet, bijna 400 kilometer westwaarts en ongeveer 100 kilometer dichter bij de pool. Het zou nu duidelijk een race naar de pool worden.
Er ontstond bij een aantal mannen al twijfel over de kansen op succes. Amundsen was dichterbij de pool, had honden en ski’s tot zijn beschikking, waarvan intussen al gebleken was dat dit veel geschikter vervoer zou zijn.
Tijdens die zomer en ook in de wintermaanden waren verschillende expeditieteams onderweg om onderzoek te doen. Zoals bij Amundsen de hele winter in het teken stond van de voorbereiding van de tocht, zo was de focus in de Scott-expeditie veel breder. Alle wetenschappers en ook de fotograaf hadden hun eigen doelen met de expeditie. Met als gevolg dat meermalen bepaalde onderzoeksploegen zoek waren of ternauwernood het basiskamp konden bereiken.
Ponting maakte foto's en Wilson schilderde en tekende.

Het meenemen van wetenschappers had ook zijn voordelen. Van de reis van Amundsen was na afloop niet meer beschikbaar dan wat foto’s en het verslag van Amundsen zelf, eigenlijk een logboek. De reis van Scott heeft een groot aantal dagboeken, foto’s en tekeningen opgeleverd, nog naast de wetenschappelijke publicaties. De dramatische afloop heeft er toe geleid dat er altijd belangstelling voor zijn tocht is gebleven.
Op 24 oktober 1911 gingen de twee motorsleden onder leiding van Edward Evans als eerste van start op weg naar het zuiden, op 1 november gevolgd door Scott en de rest van de expeditie met 8 pony's. De hondenslede zou pas enkele dagen later vertrekken met de bedoeling de rest onderweg in te halen. Na vijf dagen vond Scott op zijn weg de beide verlaten motorsleden. Zonder reserveonderdelen en gereedschap voor herstellingen waren de dure machines voorgoed verloren. Op 7 november, terwijl het volgens Scott vanwege een sneeuwstorm onmogelijk was om te reizen, vervoegden  beide hondenteams probleemloos bij de expeditie, veel sneller dan gepland. De poolhonden bleken, indien goed geleid, zowat drie keer sneller op te schieten dan de pony's en bovendien ook bij zwaar weer inzetbaar.
Op 21 november werd het team van Evans, dat nu enkel op mankracht de sleden trok, ingehaald. De karavaan was nu volledig en complexer dan ooit met zestien man en drie transportwijzen: mankracht, pony's en honden, elk met hun eigen tempo. 

Nadat ze begin december vier dagen lang vastlagen door sneeuwstormen, bereikten ze op 8 december de voet van de Beardmoregletsjer. Naar plan werden hier de resterende pony's, die door hun voedselvoorraad heen waren en bovendien onmogelijk de gletsjer op konden, gedood en in een depot achtergelaten als voedsel voor de terugtocht. Twee dagen later stuurde Scott de hondenteams terug naar de basis opdat zij hem op zijn terugtocht van de pool tegemoet zouden kunnen komen met nieuwe voorraden.
Vanaf nu werden de sleeën nog enkel met mankracht getrokken. Nabij de top van de gletsjer werd het volgende ondersteuningsteam teruggestuurd. Eenmaal boven op het Poolplateau zou beslist worden welke drie van de zeven overblijvers samen met Scott door zou stoten naar de pool. Op 3 januari besliste Scott uiteindelijk dat zijn sledeteam, bestaand uit Edward Wilson, Lawrence Oates, Edgar Evans en Henry Bowers. In plaats van met 4 trok hij met 5 man verder.
De keuze voor vijf in plaats van vier man had zware gevolgen. Alles was georganiseerd op een team van vier, de tent, de samenstelling van de rantsoenen en de brandstofvoorraad voor het koken. Bovendien had het team van Evans twee dagen voordien op bevel van Scott zijn ski's moeten achterlaten, waardoor ze veel trager werden en meer krachten gebruikten bij het slepen van hun slee. Bowers moest dus als enige te voet verder met de vier anderen op ski's. Edward Evans moest zich met Lashly en Crean met een man minder terugbanen naar de basis, wat ook hun tocht bemoeilijkte. Evans kreeg scheurbuik en werd ternauwernood gered door zijn beide metgezellen.
Op 9 januari bereikte Scott 88°23' ZB, zover zuid als Shackleton drie jaar eerder gekomen was. Scott was nu overtuigd dat de pool gehaald zou worden, er bleef nog enkel de vraag of hij er eerst zou zijn. Op 16 januari zag Henry Bowers een donkere vlek in de verte en riep Scott. Dichterbij komend ontwaarden ze op ongeveer 25 kilometer van de pool een zwarte vlag die Amundsen gebruikt had om zijn route naar de pool af te bakenen. De dag nadien trok Scott verder voor de laatste kilometers en vond er Amundsens "Polheim". Een reservetent die de Noor had achtergelaten met bovenop de Noorse vlag en binnenin een brief gericht aan koning Haakon VII. Voor Scott was er een bericht met het verzoek de brief door te sturen aan de koning, de toestemming om gebruik te maken van het achtergelaten materiaal en de wens dat hij behouden terug zou keren.
Vanaf nu werd het een race tegen de tijd om voor het invallen van de winter de basis te bereiken.  Ze hadden verder moeten lopen vanuit de basis, en waren minder snel opgeschoten dan de bedoeling was. Nu was het zaak zo snel mogelijk terug te keren. De eerste drie weken van de terugtocht, nu met een stevige rugwind en een zeil op de slee, werd goede voortgang geboekt. Maar vanaf de afdaling van de Beardmordegletsjer stapelden de problemen zich op. Tijdens de heenreis was het traject nauwelijks of niet gemarkeerd, de voedseldepots waren slecht herkenbaar door gebrekkige markering, zodat veel tijd verloren ging met het zoeken naar de juiste route. Bovendien was in geen enkele veiligheidsmarge voorzien in geval van oponthoud door slecht weer. Desondanks werd door Scott nog een halve dag mooi weer opgeofferd om 14 kilogram geologische monsters in te zamelen en mee te slepen naar de basis.
Ondanks de ontberingen bleef Wilson materiaal verzamelen en schetsen maken van wat hij om zich heen zag.



Ze waren, gezien de zware fysieke inspanningen en de toenemende koude, intussen allen ondervoed en verzwakt. Onderofficier Edgar Evans kreeg last van een eerder opgelopen wonde die niet wilde helen en kwam ook enkele keren ten val en leek een hersenbeschadiging te hebben. Hij verzwakte zienderogen en raakte tijdens de dagmarsen achterop. Op 17 februari moesten de anderen hem per slee en in comateuze toestand naar de tent slepen waar hij die nacht stierf. Terug op het Ross-ijsplateau verliep de tocht door extreme weersomstandigheden steeds moeilijker en slaagden ze er niet meer in de nodige kilometers af te leggen om tijdig de depots te bereiken. Deze bleken bovendien te weinig brandstof en voedsel te bevatten om hun nood te lenigen.
De situatie werd onhoudbaar toen Oates als gevolg van gangreen nog nauwelijks kon lopen en de drie anderen ophield. Oates besefte zelf dat hij het niet zou redden en vroeg Wilson 's avonds in de tent zijn dagboek te bezorgen aan zijn moeder. Toen hij 's ochtends wakker werd verliet hij de tent, volgens het dagboek van Scott zeggend "I am just going outside and may be some time.", om nooit weergezien te worden. De drie anderen vervolgden tot 21 maart hun tocht en waren "One Ton Depot" tot 20 kilometer genaderd, toen ze weer door een blizzard gestopt werden. Het werd hun laatste kamp.
Terwijl Scott zich met zijn ploeg op het ijsplateau probeerde te redden, werden op de basis zoals door Scott bevolen voorbereidingen gemaakt om per hondenslee nieuwe voorraden naar het zuiden te brengen, die nodig waren voor het laatste deel van de terugtocht. Tijdens de reis naar de pool had Scott de orders hieromtrent echter verscheidene keren gewijzigd. De laatste versie, waarin Scott vroeg dat Meares met de honden tot 82° à 83° ZB zou komen tegen half februari, veel verder dan het oorspronkelijke "One Ton Depot" op 79°29'ZB, had hij mondeling doorgegeven aan Edward Evans net voor deze begin januari vanop het poolplateau terugkeerde naar de basis.
Scott rekende erop dat Evans tijdig terug zou zijn maar, levensgevaarlijk getroffen door scheurbuik, kwam deze pas eind februari terug op de basis. De gewijzigde orders werden hierdoor niet gemeld, bovendien was Cecil Meares, de hondendrijver die door Scott veel verder zuidelijk was meegenomen dan gepland, uit onvrede hierover huiswaarts vertrokken met de Terra Nova, die begin februari in McMurdo was aangekomen. Atkinson, die de leiding had op de basis, kon enkel een beroep doen op Cherry-Gerrard die geen enkele ervaring had met honden en navigatie. Samen met Meares' assistent Dimitri vertrok hij op 25 februari naar "One Ton Depot" waar ze aankwamen op 4 maart en de voorraden deponeerden. Gebrek aan hondenvoer in het depot en steeds slechter weer waarbij hij niet kon navigeren weerhielden hem door te gaan op zoek naar Scott. Op 10 maart keerden ze terug naar de basis zonder enig spoor van de poolgroep. Eind maart waagde Atkinson samen met Keohane nog een laatste poging om Scott te vinden, maar op 30 maart, nauwelijks enige vooruitgang boekend en overtuigd dat Scott ten onder gegaan was, keerde hij terug.
Na de overwintering op Kaap Evans vertrok op 29 oktober een zoektocht naar de vermiste poolreizigers. Op 12 november werd de ondergesneeuwde tent met de lichamen van Scott, Bowers en Wilson gevonden. Tot kort voor zijn dood hield Scott een dagboek bij dat samen met een aantal brieven naast hem werd gevonden.
Na het lezen van het dagboekverslag werd nog gezocht naar Oates, maar van hem werd enkel de slaapzak teruggevonden. De tent en de lichamen werden na een korte plechtigheid overdekt met een sneeuwheuvel waarop met ski's een kruis werd aangebracht.
In februari 1913, nadat de Terra Nova onder leiding van Edward Evans de overblijvende leden van de expeditie opgepikt had en teruggebracht naar Nieuw-Zeeland, werd het nieuws van de tragische afloop bekend. Het zorgde voor een schokgolf van medeleven in het Verenigd Koninkrijk en Scott en zijn mannen werden postuum overladen met eerbewijzen. De publicatie van zijn brief aan het publiek en nadien zijn dagboek bezorgden hem en de zijnen een heldenstatus.
Amundsen was geschokt door de gebeurtenissen en is er eigenlijk nooit meer overheen gekomen. Ook heeft hij in een reactie aangegeven dat hij veel respect voor de wijze waarop Scott en zijn team alleen op eigen kracht, zonder honden de pool te bereiken, haast een onmogelijke opgave.
Een relativering van zijn prestaties door het Boek Scott & Amundsen in 1979 leidde tot grote beroering in de UK omdat toen de tekortkomingen aan het licht kwamen.
De belevenissen van Scott met zijn teams heeft zoveel elementen in zich: competitie, een grenzeloze ambitie om alles in één keer te willen, naïviteit ook. De hardheid van het klimaat en het landschap, het slechte weer. Wellicht de wens om te willen voldoen aan alle verwachtingen die werden verwoord in de kringen waar hij verbleef voor de wetenschap en voor de cultuur. De tankachtige sleden waren daar mogelijk een uitvloeisel van.
Twijfel over de keuzes en de tegenslagen leidden meermaals tot  wijziging van plannen als dingen anders liepen, met als gevolg misverstanden en logistieke problemen en steeds verder escalerende risico’s. Stoppen en focussen op de wetenschap leek voor Scott geen optie.
Bron van zorg was ook om de ploeg bij elkaar te houden. Eindeloos bleef hij instructies geven aan de bemanning van de Terra Nova en de diverse wetenschappelijke expedities, die ook hun punt wilden maken uiteraard, om alles en iedereen weer veilig op het schip naar huis te krijgen; het was het soort zorgen waar Amundsen geen tijd aan heeft hoeven besteden.


Het neemt niet weg dat de reis van Scott prachtige verhalen heeft opgeleverd, mooie afbeeldingen en foto’s en nog steeds tot de verbeelding spreekt.